Sanne Wallis de Vries wil aimabel blijven
04/12/2013
Sanne Wallis de Vries is deze maand alom aanwezig in de bioscopen. Ze speelt de hoofdrol in jeugdfilm Mees Kees op Kamp, die volgende week in première gaat, en heeft een bijrol in de romantische komedie Soof. Zes vragen aan de cabaretière.
Je speelt in Mees Kees de strenge directrice van de school, Dreus. We weten eigenlijk vrij weinig van haar. Heb jij wel een idee wat ze in haar vrije tijd doet?
“Daar hebben regisseuse Barbara Bredero en ik met veel pret iets over bedacht. Dreus is een raar mens, maar het moet boven alles wel een mens blijven: het moet geen tweedimensionale bordkartonnen karikatuur zijn. Ik denk dat ze vroeger veel gepest is. Ze heeft een erg moeilijke verhouding met haar moeder, haar hobby is de Middeleeuwen – dat zie je ook vaak terug in haar kledingkeuze. En ik denk dat ze geen vaste relatie heeft. Misschien wel stiekem afspraakjes op internet.”
In films speel je eigenlijk altijd rare of onsympathieke personages. Is dat een bewuste keuze?
“Nee, niet echt bewust. Maar het is wel het leukste om mensen te spelen die niet honderd procent aimabel zijn. Die zelfs iets gevaarlijks hebben: ze zijn gek en passen niet helemaal in deze wereld. Die mensen heb je namelijk óók nodig af en toe, en zeker in een film. Als Dreus niet continue als een soort haai onder die extreem goeie Mees Kees zou zwemmen, als Mees Kees altijd maar zijn gang kon gaan, dan was er weinig lol te beleven. Dreus is de katalysator voor al het drama. Als dingen niet volgens de regels en schema's verlopen, dan ontploft ze.”
Zag je een eigen docent voor je toen je Dreus voor de eerste keer gestalte gaf?
“Nee, eigenlijk niet. Hoewel een juffrouw op de school van onze kinderen laatst wel naar ons toe kwam: 'ik vind dat je in die film zo ontzettend grappig onze oude directrice na deed!'. Ik had echt géén idee, heb die directrice misschien één keer in mijn leven gezien. En het fundament voor Dreus is natuurlijk gelegd door schrijftser Mirjam Oldenhave. Ik was al groot fan van de boeken voordat er plannen voor een film waren.”
Wat maakt de verhalen zo goed?
“Mirjam is heel goed in het verwoorden van de communicatie tussen kinderen, zonder alle gevoelens nou zo heel nadrukkelijk te spellen. Tobias, het jongetje dat de hoofdrol speelt, worstelt met de dood van zijn vader en het feit dat zijn moeder daarom heel afwezig is. Dat is een verdriet dat eigenlijk veel te groot is voor een kind. Maar soms gebeurt het toch. Het werkt niet om dan in beeld te gaan zeggen 'wat een vreselijk verdriet'. In plaats daarvan zit dat soort emoties heel erg tussen de regels door. Dat pikken niet alleen kinderen, maar ook volwassenen heel goed op.”
Mees Kees gaat in deze film op kamp. Heb je zelf nog herinneringen aan schoolkamp?
"We zijn in de zesde klas van de lagere schoool op prehistorisch kamp geweest. Maar ik herinner mij nog vooral dat ik niet durfde te poepen. Dat moest in een gat in de grond, dus niemand durfde dat: iedereen had de hele week last van verstopping. We moesten zelf brood bakken, heel smerig, en sliepen in het hooi zodat niemand een oog dicht deed. Na drie dagen waren we allemaal gebroken. En de kampleider leek heel erg op Willem Duyn, met zo'n grote wilde baard.”
Hoe vaak mogen de producenten jou nog vragen voor de rol van Dreus?
"De rest van mijn leven. Echt: wat mij betreft blijven we tot in eeuwigheid Mees Kees-films maken. Ik vind het heerlijk! Dus het hangt een beetje van het publiek af. Maar als iedereen die deel 1 leuk vond ook naar deel 2 gaat, zit dat denk ik wel goed. De film is het waard.”