Column Marc van der Linden – De strijd om de royaltyverslaggeving
11/10/2021
Onlangs verscheen van voormalig Kamerlid Peter Rehwinkel het boek Amalia, De Plicht Roept. Het is een terugblik op wat de Prinses van Oranje tot nu toe heeft meegemaakt en een vooruitblik op wat haar te wachten staat. Het overgrote deel gaat echter over de andere troonopvolgers die we hadden. Peter heeft het vlot opgeschreven en het aardige voor mij is dat er ook stukken in staan die voor velen ’nieuw’ zijn, maar die ik al wist omdat ik er zelf bij was.
In het boek, uitgegeven door Prometheus, gaat Rehwinkel in op de slechte relatie die onze huidige koning lange tijd met de media had. In 2001 besloten onder anderen Jan Hoedeman van de Volkskrant en zijn collega Remco Meijer de Vereniging Verslaggevers Koninklijk Huis (VVKH) op te richten. De vereniging stelde zich ’kwaliteitsverbetering van de royaltyverslaggeving’ ten doel. In de statuten werd als voorwaarde voor lidmaatschap gesteld dat iemand ’regelmatig en serieus verslag’ moest van doen van gebeurtenissen rond het Koninklijk Huis. De VVKH wilde met de Rijksvoorlichtingsdienst over verbetering van de faciliteiten rondom persmomenten praten en ook over gezamenlijk gebruik van beeldmateriaal. Men hoopte dat de Oranjes, met name de leden van het Koninklijk Huis, af en toe informeel met de vereniging wilden komen bijpraten, zodat men uit de eerste hand wist hoe het echt zat. Aldus Rehwinkel.
Ik kan me die tijd nog goed herinneren. Een fantastisch idee vond ik het en ik meldde me aan. Maar na maandenlang niks gehoord te hebben, belde voorzitter Jan Hoedeman me op en zei kortaf: ’Jij snapt toch zelf ook wel dat je geen lid kunt worden? De prins en de RVD zullen daar fel op tegen zijn.’ En voorbij was het telefoontje.
Rehwinkel: ’Tijdens hun eerste ontmoeting met de VVKH, op 18 juni 2003, kondigden prins Willem-Alexander en prinses Máxima aan dat de prinses in verwachting was van – zoals later zou blijken – prinses Amalia. Er waren toen al e-mails van Máxima uitgelekt, waarin zij vrienden van de zwangerschap op de hoogte stelde (Alle soorten adviezen zijn welkom, waar positiekleding te kopen – geen tenten alstublieft)’, maar de officiële mededeling werd voor de VVKH bewaard. De eerste voorzitter, toenmalig Volkskrant-journalist Jan Hoedeman, moest zijn toespraak kort houden en de koninklijke familieleden mochten dit keer letterlijk worden aangehaald. Hoedeman: ’Wij vroegen ons nog af: worden we niet een beetje misbruikt?’ Maar ik was natuurlijk woest. De Rijksvoorlichtinsdienst hoort onpartijdig te zijn en gaf nu enkele journalisten voorrang, terwijl anderen, onder wie ikzelf, geen toegang kregen.
Al enkele jaren na de oprichting ontstond onenigheid binnen de VVKH. Mijn toenmalige Boulevard-collega Peter van der Vorst kreeg de mededeling dat hij niet meer welkom was bij de bijeenkomsten. Rehwinkel: ’Volgens Van der Vorst gold als reden dat hij niet ’on speaking terms’ was met kroonprins Willem-Alexander.’ Collega-journalisten stapten daarna ook uit de vereniging om haar toegangsbeleid. Ik had inmiddels een alternatief opgericht: de Vereniging Royalty Verslaggevers. Dat vormde een probleem voor de Rijksvoorlichtingsdienst, want in hun statuten staat dat ze geen onderscheid mogen maken tussen media. Maar de VVKH kreeg het ook aan de stok met Willem-Alexander en Máxima. De twee oprichters hadden met ’toestemming’ kunnen praten met vrienden van de prins, zodat ze een boek klaar hadden als de abdicatie zou komen. De voorwaarde was dat ze het pas zouden uitbrengen als het zover was. Koning Willem IV lag echter al veel eerder in de winkels. Was het extra wraak toen bekend werd gemaakt dat hij als koning Willem-Alexander zou gaan regeren?