Van Willem en Hendrik naar Henri en Guillaume
30/06/2024
Deze column is gepubliceerd in Weekend nummer 26
Door Rick Evers
Als koningshuisverslaggever vind ik over de vloer komen bij de royals zelf toch wel de heilige graal. In de afgelopen vijftien jaar heb ik heel wat paleizen over de hele wereld vanbinnen mogen zien.
Inmiddels stellen ook heel wat royals de deuren van hun paleizen open. Een eeuw geleden kon je voor een kwartje al rondgeleid worden door Paleis Noordeinde, als koningin Wilhelmina er toch niet was. In Beatrix’ regeringstijd werd het regelmatig gevraagd, maar afgewezen: het is een werkpaleis en daarom niet geschikt voor bezoekers, zoals dat in het immense Buckingham Palace toch een stuk makkelijker te regelen was. Natuurlijk speelt ook mee dat het zal voelen als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Al die mensen bij je over de vloer, op een plek die als thuis aanvoelt.
Willem-Alexander had dat gevoel misschien wat minder en legde de mogelijkheden toch nog eens onder de loep. Hij kwam in 2016 tot het definitieve oordeel dat het best kon, bezoek ontvangen, zo in de zomermaanden. Toen nog vier zaterdagen, inmiddels is dat uitgegroeid naar vier weken, waardoor deze zomer plek is om meer dan 40.000 bezoekers over de koninklijke drempel te krijgen. Heeft u het nog nooit van binnen gezien, dan is nu de kans. Het is echt de moeite waard. Zeker ook voor kinderen, voor wie dit jaar voor het eerst een speciale rondleiding is waarin ze meer leren over het werk van de koning, de geschiedenis van het paleis en het land.
Mocht u deze zomer een stedentripje gaan doen, dan zijn naast Buckingham Palace in Londen ook de koninklijke paleizen in Oslo, Stockholm en (een deel van) Amalienborg in Kopenhagen het bezoeken waard. Gewoonlijk was het bezoeken van het koninklijk paleis in Brussel ook de moeite waard, enerzijds omdat het gratis is én – als Hollander – omdat het ooit ’van ons’ was, in de tijd dat koning Willem I het in 1820 liet bouwen. De immense kandelabers in de balzaal van Paleis Noordeinde en de meer dan manshoge portretten in de galerijzaal waren eigenlijk bedoeld voor dat kolossale paleis van Brussel, op Noordeinde lijken ze wat uit proportie. Sterker nog, er was geeneens plek om de hele reeks familieportretten in één ruimte te hangen, vandaar dat de koning en koningin zelf op de koningstrap zijn beland. Maar door renovatie is dat paleis dit jaar niet te bezoeken.
Even doorrijden naar Luxemburg kan wel, want de groothertog opent zijn stadspaleis in het centrum van de hoofdstad tot 1 september. Onlangs nodigde de communicatiechef van het Luxemburgse paleis me uit voor een wandeling door de tuin van Kasteel Berg, het privédomein van groothertog Henri. Hij vertelde honderduit over hoe het is om te werken met de groothertogelijke familie en hoe hij als Belg aan zijn baan was gekomen. En ik kreeg nog een cursusje over hoe de monarchie in Luxemburg werkt en hoe een eventuele troonswisseling zou gaan. Het was geen geheim dat Henri voor zichzelf al een datum had bepaald. Maar de Luxemburgers kennen een tussenfase, waarin de kroonprins Lieutenant-Représentant wordt. Ook prins Hendrik de Zeevaarder was dat, toen hij de taken voor koning Willem III waarnam. Wij noemden het stadhouder. Enfin. Henri zou vooral uitkijken naar zijn zilveren regeringsjubileum, in oktober volgend jaar. Maar het communicatiehoofd wist toen vast al wat ik nú pas weet.
Op de nationale feestdag, 23 juni, kondigde Henri – Hendrik – aan dat hij in oktober zijn taken overdraagt aan zoon Guillaume – Willem – als stadhouder. Dat is gewoonlijk bij de Luxemburgers voor een jaar of twee. Zo kan Guillaume een tijdje wennen – en Luxemburg aan hem – en Henri kan langzaam afbouwen, hij wordt volgend jaar zeventig. Er komen mooie tijden aan met een jubileum en een troonswisseling in het kleine groothertogdom! Ik voorzie weer een paleisbezoekje…
Beeld: Getty Images
Deze column is gepubliceerd in Weekend nummer 26, nú in de winkel! Of lees ‘m online. Liever bestellen? Dat kan hier.