Column Marc van der Linden
02/03/2020
De koning en koningin staan aan de vooravond van hun staatsbezoek aan Indonesië. Meteen na hun wintersportvakantie in Oostenrijk vertrekken ze naar het land dat ooit deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. We kunnen er genoeg over zeggen, maar Nederland is het voormalige NederlandsIndië veel verschuldigd. Het heeft ons land niet alleen rijker gemaakt, maar ook onze cultuur op vele manieren verrijkt. Ik denk dat velen van ons zich geen leven zonder bijvoorbeeld saté en nasi kunnen voorstellen. De Indonesische keuken is bij iedereen die in het leger is geweest bekend geworden als ’de blauwe hap’, die eens per week werd geserveerd. Het was het hoogtepunt van de week.
Vlak voor het vertrek van het koningspaar ontstond de discussie of Nederland excuses moest aanbieden voor het feit dat ’we’ het land 350 jaar hebben onderdrukt. Veel mensen vinden zoiets onzin. Hoe kan de generatie van nu excuses aanbieden voor iets wat onze voorouders mogelijk hebben aangericht? Toch valt er veel voor te zeggen om het wél te doen. Nederland staat er mede dankzij ons koloniale verleden veel beter voor dan de landen die we ooit als ons eigendom beschouwden. We hebben de natuurlijke rijkdommen van die landen gebruikt zonder er veel voor terug te doen. Dat ‘we’ deze enorme landen überhaupt als ’ons eigendom’ konden zien, had te maken met de verschrikkelijke terreur die het Nederlandse leger met hulp van huurlingen heeft uitgevoerd. Tijdens de Atjeh-oorlog, een strijd tussen Nederlanders en de oorspronkelijke bewoners van dit deel van Indonesië, vielen er tussen 1873 en 1914 vele doden. Aan Indonesische kant zouden er volgens een schatting van onderzoeker Paul van ’t Veer meer dan 100.000 doden en een half miljoen gewonden zijn geweest. Aan Nederlandse kant sneuvelden circa 2.000 Europese en inheemse militairen en bezweken er ruim 10.000 aan ziektes als cholera, buiktyfus en beriberi. De Atjehers die het overleefden werden gedwongen tot dwangarbeid, waarbij volgens schattingen nog 25.000 mensen om kwamen. Dan hebben we het alleen over Atjeh, waar de grootste tegenstand was. Andere delen van Indonesië werkten wel mee, vaak omdat hun sultan er van profiteerde. Ook de Oranjes profiteerden van de onderdrukking. Máxima draagt nog regelmatig juwelen die koningin Wilhelmina cadeau kreeg van een van de sultans. Misschien komen ze in Indonesië wel weer tevoorschijn… Aan de andere kant zijn er genoeg argumenten te bedenken om geen excuses aan te bieden. De koning en de koningin zullen in elk geval zeer op hun hoede moeten zijn omdat een staatsbezoek aan een land dat ooit tot het Koninkrijk behoorde een mijnenveld kan zijn, want als je excuses aanbiedt aan Indonesië kun je de Papoea’s, Ambonezen en Molukkers die de Nederlandse zijde kozen ook niet vergeten. Een groot deel kwam uit trouw aan de koningin naar ons land, om hier allesbehalve hartelijk te worden ontvangen.